Determinatiegids
|
1. Uitstekende doorns op achterschenen. 3. Achterkoprand min of meer afgerond. 4. Bovenzijde sprieten zonder duidelijke grens tussen voor- en achterzijde van de leedjes. 9. Borstschilden grof gerimpeld. Rugplaten doorgaans rood, vaak met zwarte banden. 10. Voorste, verticale vlak van het halsschild aan de zijden met scherpe verticale rand. 17. Viltvlekken sprietleedjes lang, meer dan de halve lengte van de leedjes innemend. |