Determinatiegids
|
1. Uitstekende doorns op achterschenen. 3. Achterkoprand min of meer afgerond. 4. Bovenzijde sprieten zonder duidelijke grens tussen voor- en achterzijde van de leedjes. 9. Borstschilden grof gerimpeld. Rugplaten doorgaans rood, vaak met zwarte banden. 10. Voorste, verticale vlak van het halsschild aan de zijden met scherpe verticale rand. 12. Ruimte tussen groepen punten op grote rugschild maar zelden groter dan de punten zelf. 13. Grootste stippen op de voorste helft van het schildje minstens dubbel zo groot als de stippen rond de puntoogjes. |